Sinds dit schooljaar geef ik het vak Algemene economie zowel in leerjaar 3 als 4. Voor mij is dat heerlijk want ik kan nu extra aandacht besteden aan leerlingen die dat nodig hebben of aan specifieke onderdelen van het vak. Echter, daardoor valt me juist nu op waarom het begrijpelijk is dat in elke klas een paar leerlingen zitten die enorm veel moeite hebben met het vak. Hun houding en inzet is bewonderenswaardig, zonder twijfel. Ze werken hard en stellen op het juiste moment de juiste vragen. Hoe komt het dan dat al deze energie zich bij hen slechts langzaam en mondjesmaat vertaalt in stijgende resultaten? Of soms zelfs leidt tot frustraties, dalend zelfvertrouwen of het laten vallen van het vak?
Om hier als ouder meer inzicht in te krijgen lees je in dit en mijn volgende blog wat redenen kunnen zijn bij je kind. Hiervoor heb je allereerst kennis nodig van de inhoud van het examenprogramma van Economie wat leidend is. Daarom in dit eerste deel het antwoord op de vraag wat je kind moet kennen en kunnen voor het vak. In mijn volgende blog ga ik in op de stelling waarom het gezien de inhoud van het vak in combinatie met de ontwikkelingsfase waarin je kind zit begrijpelijk is dat ze het vak soms als complex ervaren maar het zeker wel te doen is 😉
Hoe ziet het examenprogramma Economie er uit?
Het examenprogramma Algemene economie is onderverdeeld in verschillende domeinen (Havo en VWO) en exameneenheden (Vmbo). In elk onderdeel wordt vanuit twee invalshoeken naar de economie gekeken; vaardigheden die je kind nodig heeft en economische onderwerpen. Voorbeelden van economische onderwerpen zijn consumenten, producenten, marktwerking, de rol van de overheid, conjunctuur, internationale ontwikkelingen en de financiële levensloop van mensen.
Ook de vaardigheden worden beschreven in het examenprogramma. Enerzijds gaat het om algemene vaardigheden die het leerproces ondersteunen. Denk dan bijvoorbeeld aan analytisch vermogen, onderzoek vaardigheden, tekstbegrip en argumenteren. Anderzijds zijn meer specifieke vaardigheden nodig zoals bijvoorbeeld onderdelen van de vakken Nederlands, Rekenen en Wiskunde. Wil je de volledige inhoud lezen van het examenprogramma Algemene economie kijk dan op de site CVTO (College voor Toetsen en Examens) Examenblad. Klik hier voor Vmbo, Havo of VWO
Rekenen en wiskunde vaardigheden
De in het examenprogramma beschreven reken- en wiskundevaardigheden zoals procenten, breuken, afronden, rekenregels, lineaire vergelijkingen, indexcijfers, statistiek en grafieken lezen zijn onderdeel van de toetsen en examens bij economie. Deze vaardigheden worden in de lessen Economie meestal kort uitgelegd omdat ze al eerder bij andere vakken zijn behandeld, in eerdere leerjaren. Gelukkig blijkt in de praktijk vaak dat een docent economie er best wel tijd voor vrij wil maken wanneer een leerling het nodig heeft. Als ouder kan je je natuurlijk afvragen welke uitwerking het op jouw kind heeft zolang dit (nog) niet het geval is. Dat zal per kind verschillen. Durft of kan je kind dit zelf te signaleren bij de docent bijvoorbeeld?
Er wordt van je kind verwacht dat ze reken- en wiskundevaardigheden kunnen toepassen in verschillende economische contexten. Dat betekent dat ze verschillende vaardigheden uit de vakken rekenen, wiskunde èn Nederlands moeten combineren in die contexten.
Tekstbegrip en woordenschat
De economische onderwerpen uit het examenprogramma beslaan een breed gebied aan onderwerpen, de zogenaamde economische context. Je kind leert daardoor in relatief korte tijd veel woorden en theorieën. Dit zijn vaak nieuwe onderwerpen. Een grote (economische) woordenschat is dan een welkome basis. Die woorden zijn noodzakelijk om teksten of toets vragen in relatief korte tijd te doorgronden en economische theorieën toe te kunnen passen. Als je kind grip heeft op teksten betekent het dat er ruimte is om zich te richten op het beantwoorden van vragen erover. En dat geeft focus en daardoor meer rust.
Volgende blog
Iets weten en iets kunnen toepassen zijn twee verschillende dingen. Kennis hebben, zoals bijvoorbeeld een economische woordenschat, betekent niet automatisch dat je kind deze in eigen woorden kan uitleggen of kan toepassen. Er wordt bij het lezen van economische teksten verwacht dat leerlingen de samenhang tussen de opgedane kennis, vaardigheden in de context kunnen zien en gebruiken. Voor sommige leerlingen is dat best lastig. Daarom lees je in mijn volgende blog waarom het gezien de ontwikkelingsfase waarin je kind zit begrijpelijk is dat ze het vak soms als complex ervaren èn hoe je daar als ouder een steunende rol in kan hebben.